Aan Kathleen Van Brempt, minister van Gelijke Kansen

Mevrouw de minister,

Meryem Kanmaz' bespreking van het onderzoek naar allochtone vrouwenverenigingen dat u bestelde bij het Steunpunt gelijkekansenbeleid, “Allochtone vrouwenwerking sterft stille dood” in De Standaard van afgelopen donderdag, schetst een eenzijdig pessimistisch beeld.
“De verenigingen van of voor Turkse en Marokkaanse vrouwen zijn meestal basiswerkingen - ze zijn laagdrempelig en werken rechtstreeks met de doelgroep. (...) Sinds het nieuwe minderhedendecreet moeten die verenigingen zelfstandig verder. De federaties van zelforganisaties (...) mogen deze verenigingen wel ondersteunen. En daar wringt het schoentje. Kleinschalige en lokale organisaties die met laaggeschoolde vrouwen werken, zijn niet in staat om ingewikkelde subsidiedossiers in te dienen of een boekhouding minutieus bij te houden.”
Door de verhuis van de welzijnssector naar het sociaal-cultureel werk zijn allochtone vrouwenwerkingen op sterven na dood en trekken vrouwen zich terug in informele circuits, waar het spook van de islamitische radicalisering al om de hoek komt loeren.

Een serieuze dialoog met allochtone vrouwenorganisaties had nochtans een minder grimmig beeld opgeleverd. Als betrokkenen bij het onderzoek hebben wij, de Federatie van Zelforganisaties in Vlaanderen, helaas moeten vaststellen dat de organisaties aan de basis nauwelijks zijn gecontacteerd. Erger nog: onze lidorganisaties waren vragende partij om mee te werken en zijn niet gehoord.
Het onderzoek legt desondanks de vinger op een aantal pertinente pijnpunten. Uiteraard is er nood aan initiatieven vanuit de welzijnssector die rechtstreeks op de doelgroep afstappen en zo een eerste stap zetten om kwetsbare vrouwen uit hun isolement te halen, te omkaderen en weerbaarder te maken. Uiteraard gaan dossiers die maanden aanslepen niet hand in hand met de spontaneïteit van bruisende vrouwenverenigingen. Uiteraard zijn projectsubsidies niet perfect op maat van verenigingen die wekelijks bijeenkomen. Maar wie met het verdwijnen van structurele steun de allochtone vrouwenbeweging dood verklaart, negeert de resultaten die in de afgelopen decennia zijn geboekt en de rol die federaties op dit moment spelen.
De verschillende federaties van allochtone zelforganisaties hebben als taak verenigingen te ondersteunen. De rol van de federaties is precies om permanent, zonder bevoogding, verenigingen te versterken en bijvoorbeeld de weg te wijzen in het ondoorzichtige kluwen van subsidiemogelijkheden en mee te helpen bij het invullen van ingewikkelde subsidiedossiers of het bijhouden van een boekhouding. Verschillende federaties voeren bovendien een actieve ondersteuningspolitiek vis-à-vis vrouwenwerkingen. Zeggen dat “hier het schoentje knelt”, gaat voorbij aan de bestaansgrond en hoofdactiviteit van de federaties: basiswerkingen stimuleren.

Maar ook de vrouwenwerkingen zelf worden onderschat in deze studie. Wie poneert dat het einde van de “welzijnsbenadering” van vrouwenwerkingen een gewisse dood betekent voor een allochtoon vrouwelijk middenveld, kent deze vrouwen een wel zeer passieve rol toe. Terwijl het welzijnswerk voor allochtone vrouwen zeker zijn verdiensten had en nog altijd een rol te spelen heeft, zijn er organisaties ontstaan waarin allochtone vrouwen zelf het voortouw nemen. Waar het welzijnswerk uitgaat van de behoeftigheid van de doelgroep, vervoegen de zelforganisaties het middenveld en verenigingsleven die zo kenmerkend zijn voor de Belgische samenleving. In deze verenigingen hebben de vrouwen zelf het woord en het initiatief, vrouwen bepalen hier zelf de strategieën om in te spelen op noden die zij uit eerste hand kennen.
Deze evolutie sluit aan bij veranderingen die zich in de doelgroep hebben voorgedaan. Het beeld van de laaggeschoolde, louter anderstalige en onmondige allochtone vrouw klopt al lang niet meer.
Dit stereotype en denigrerende sociaal-economische profiel is niet van toepassing op een groot deel van de vrouwen van de tweede en derde generatie, en evenmin op vele van de nieuwkomers. In het schema dat ons wordt voorgespiegeld is geen plaats voor de sterke vrouwen die een voortrekkersrol spelen in hun verenigingen en hun gemeenschap. Deze verenigingen slagen er nochtans wonderwel in om vrouwen die zwakker staan in hun emanciperende werkingen te betrekken.

De tegenstelling tussen laagdrempelige werkingen en zelforganisaties is dus minstens misleidend te noemen. Ze doet onrecht aan de capaciteiten en dagelijkse inzet van allochtone vrouwen en geeft aanleiding tot valse conclusies. Hoewel de teloorgang van welzijnswerk voor allochtone vrouwen terecht te betreuren is en het stopzetten van structurele financiering voor kleinschalige initiatieven om herziening vraagt, zijn er tientallen allochtone vrouwenverenigingen die aanknopen bij de emanciperende belofte van het middenveld.
Mevrouw Van Brempt, niemand wordt graag dood verklaard. Wij stonden klaar om mee te werken aan dit onderzoek en zijn niet gehoord. Dus nodigen we u persoonlijk uit om met onze allochtone vrouwenverenigingen aan de tafel te komen zitten. U zal zien dat we springlevend zijn.
Ridvan Can,
coördinator FZO-VL vzw